Aanvullingen en uitbreidingen bij het boek Houtkoorts.
Sinds het schrijven van het boek Houtkoorts heeft de ontwikkeling van mijn bogenmakerskunde en -kennis niet stilgestaan. Ook bleek uit reacties dat een aantal zaken uitgebreider uitgelegd kunnen worden of meer aandacht verdienen.
Daarom hieronder een aantal aanvullingen.

Volgorde bogenmaakproces

Voor de duidelijkheid zijn de stappen in het maakproces in een schema weergegeven:

Van links naar rechts en boven naar beneden:
– Hout zoeken en controleren
– Vochtgehalte bepalen, en aanpassen indien nodig
– Boogstaaf maken (eventueel nadrogen!)
– Ruwe boog maken (nadrogen!)
– Tilleren (de boog netjes laten buigen tot gewenste treklengte en trekgewicht)
– Inschieten (en eventueel aanpassen)

Hout drogen

Bogenhout wordt zelden goed genoeg gedroogd. En…bogenhout kan niet te droog gemaakt worden. Tenminste, niet voor het tilleren. Dus, hout drogen tot bijvoorbeeld onder 7% vochtigheid is geen probleem. Sterker nog, het is juist goed, want hoe droger het hout is geweest, hoe beter de boog op termijn zal presteren. De boog zal ook beter bestand zijn tegen externe invloeden zoals schommelingen in de luchtvochtigheid.
Super droog, en dus bros hout, tilleren is wel gevaarlijk natuurlijk. Voor je begint met het tilleren kun je het vochtpercentage daarom weer omhoog laten komen tot 9 a 10%. Of lager als je durft, want hoe droger het hout blijft, hoe beter de boog presteert.
Daarnaast: hoe EERDER vers hout gedroogd wordt, hoe beter. In vers hout dat te laat of te langzaam gedroogd wordt, kunnen bacteriën de cellen aantasten en bedekken waardoor het hout niet echt goed droog kan worden. Dit wordt mooi omschreven in het boekje De man en het hout van Lars Mytting (pag. 52).
Kortom: verwerk je hout vlot zodat het goed kan drogen en zorg dat het superdroog is (geweest) voor het tilleren.

Bepalen trekgewicht bij slappe pees

Tijdens het tilleren met een slappe pees kun je het trekgewicht niet meten met een unster die aan de pees hangt. Een boog is met een slappe pees moeilijker uit te trekken dan met een strakke pees. Meet je een boog dus met een slappe pees, dan zal diezelfde boog opgespannen ineens een veel lager trekgewicht aangeven.
Totdat je de boog opspant moet je dus op je gevoel afgaan, of vergelijken met een andere boog. Zonder te kunnen vergelijken is er gevaar dat je te licht uitkomt. Te zwaar is geen probleem, dat kan met schrapen aangepast worden.
Niet iedereen heeft een boog om mee te vergelijken. Dus hierbij enkele tips om niet te licht uit te komen:
– Tot je de boog kunt opspannen: concentreren op buigvorm en niet op verminderen trekgewicht. Probeer de boog op te spannen als de buigvorm perfect is terwijl de tips tot ca 17.5 cm bewegen.
– Houd de boog tot je hem kunt opspannen lekker stug, maar buig hem dan niet dieper dan die 17.5 cm van de tips. Bij geringe buiging vervormt het hout nog niet veel en is het dus niet zo erg dat hij duidelijk te stug is.
– Een boog die je moeilijk kunt opspannen is vaak ook te zwaar om uit te trekken. Dus, kost het veel kracht om de boog op te spannen? Dan is hij waarschijnlijk nog aan de zware kant en heb je voldoende marge om tijdens het verdere tillerproces het trekgewicht aan te passen.
Is hij dus duidelijk aan de stugge kant, maar lijkt de tiller (buigvorm) perfect, span hem dan toch op zodat je vanaf dan het trekgewicht kunt controleren.

Overgang slappe pees naar strakke pees

Bij de overgang van een slappe pees naar een strakke pees zal de buigvorm, of tiller, iets veranderen. Dit komt doordat de hoek van trekkracht verandert, en daarmee ook het krachtenspel in de boog.
Het effect is dat de uiteinden iets meer zullen gaan buigen. Niet zoveel dat het niet te herstellen is, maar mochten de uiteinden al iets te veel buigen, dan zal het nu wel extra veel worden en aandacht nodig hebben. Het loont dus om bij het tilleren met slappe pees hier rekening mee te houden en eventueel de uiteinden IETS stijver te houden.

Hoeken afronden bij ‘plankenboog’

Bij veel boogstaven uit geschaafd hout zal de draad in meer of mindere mate uit de zijkant of rug lopen (Houtkoorts pagina’s 41, 43). In geringe mate is dat vaak geen probleem. Maar door de randen van de werparmen aan de rugzijde flink af te ronden (zie afbeelding hier boven) wordt de kans op lostrekkende vezels, en dus breuk, aanzienlijk verkleind. Aan te raden bij alle bogen van geschaafd hout, maar ook op plaatsen in gekloofd hout waar de draad niet optimaal loopt.

Compressiescheuren een ramp?

Als hout onder drukkracht bezwijkt zal het kleine scheurtjes vertonen. In een boog toont zich dat als kleine gekartelde lijntjes overdwars op de buik (Houtkoorts pag. 20). Dat is zeker niet iets wat je nastreeft, want het vermindert de veerkracht. Maar het is niet altijd een reden om je bogenmaakproject te staken of de boog weg te doen. Dat hangt af van de de plaats waar en de mate waarin het voorkomt.
– Drukscheuren over een kort stuk van de werparm betekent vaak een tillerfout. 1 plek is te slap gemaakt en onder druk bezweken. Soms komt het ook door een zwakke plek in het hout, zoals een noest. Er is grote kans dat de boog hier te veel door gaat buigen. Vaak wel een reden om je project drastisch aan te passen of op te geven.
– Drukscheuren over de volle lengte van de werparmen betekent dat er gelijkmatig getillerd is, maar dat het hout te zwak is voor het ontwerp of de trekkracht. Maar…zolang de boog niet breekt of erg naar de pees gaat staan, hoeft dat geen probleem te zijn. Je weet in ieder geval zeker dat je tot aan de limieten van het materiaal bent gegaan.

Breedte van rug (of buik) aanpassen

Hout is sterker in trek dan in druk. In een boog uit 1 stuk hout betekent dit dat de buik, die onder druk staat, zwakker is en meer zal vervormen en dus meer veerkracht zal verliezen dan de rug. Bij hout dat heel taai is, zoals essen en hickory, geeft de rug weinig toe en kan de buik onevenredig belast worden, wat de boog naar de pees laat staan. Bij lichte houtsoorten zoals grenen en vuren die weinig druk aankunnen, kan dit ook gebeuren, zij vormen snel drukscheuren. Om de weerstand tegen de buigkrachten in buik en rug beter in evenwicht te brengen, kun je de breedte van de rug aanpassen. Zie Houtkoorts pag. 19 e.v. waar uitgelegd wordt dat een breed profiel meer kracht op kan nemen. Dus, als je de rug smaller maakt, zoals in bovenstaande tekening, zal hij zwakker worden en dus meer vervormen, waardoor de buik minder voor zijn kiezen krijgt. Per saldo zijn buik en rug beter in balans en de boog gaat minder naar de pees staan. Maar…de rug wordt verzwakt, dus de kans op breuk neemt ook toe! Niet te extreem uitvoeren dus.